Tempranillo vs. Garnacha: Spaanse klassiekers vergeleken

Twee pilaren van de Spaanse wijnbouw

Wie aan Spaanse wijn denkt, komt al snel uit bij twee grote druivenrassen: Tempranillo en Garnacha. Beide hebben een lange geschiedenis in het land, worden vaak in blends gecombineerd, maar leveren ook als monocépage indrukwekkende wijnen op. Van de krachtige Ribera del Duero tot de zwoele wijnen uit Aragón en Navarra. Deze druiven laten de veelzijdigheid van Spaanse rode wijn zien.

Tempranillo: de ruggengraat van Ribera en Rioja

Tempranillo is een druif die vroeg rijpt (‘temprano’ betekent vroeg in het Spaans) en staat bekend om zijn volle body, zijdezachte tannines en aroma’s van rijp rood fruit, leer en tabak. Hij wordt veel gebruikt in de beroemde regio’s Ribera del Duero en Rioja, vaak met een periode van houtrijping voor extra diepte. Tempranillo past uitstekend bij gegrild vlees, stoofgerechten en gerijpte kazen.

Garnacha: sappig en veelzijdig

Garnacha, internationaal bekend als Grenache, is een druif met een warm en fruitig karakter. Verwacht aroma’s van aardbei, framboos en soms een vleugje kruidigheid of witte peper. Garnacha heeft vaak een wat hogere alcoholgraad, maar blijft soepel en toegankelijk. Ideaal bij mediterrane gerechten, gegrilde groenten en tapas.

Overeenkomsten en verschillen

Hoewel beide druiven in heel Spanje worden verbouwd, verschillen ze duidelijk in stijl. Tempranillo levert doorgaans meer structuur, kruidigheid en bewaarpotentieel, terwijl Garnacha lichter, fruitiger en wat ronder is in de mond. Samen vormen ze in blends een perfect evenwicht van kracht en souplesse. Reden waarom ze vaak gecombineerd worden in klassieke Spaanse wijnen.

Of je nu valt voor de stevige structuur van Tempranillo uit Ribera del Duero of de fruitige charme van Garnacha, beide druiven zijn onmisbaar in het rijke palet van Spaanse rode wijn.

Terug naar blog